Veel gegevens jeugdzorg zijn helaas niet of moeilijk terug te vinden. Ex-cliënten van de jeugdzorg hebben dan ook grote moeite om informatie te vinden wanneer ze op latere leeftijd meer willen weten over wat hen is overkomen. Dossiers worden in de jeugdzorg doorgaans kort bewaard en zijn over het algemeen lastig terug te vinden. Dat blijkt uit een inventarisatie die het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) heeft uitgevoerd in opdracht van de Stichting Steunfonds Pro Juventute Nederland.

Jeugdzorgdossiers

Het gaat om mensen die in hun jeugd in een pleeggezin of internaat zijn geplaatst, tijdelijk uit huis zijn gehaald of anderszins ingrijpende bemoeienis hebben ervaren van hulpverleners. Het steunfonds Pro Juventute krijgt regelmatig vragen van ex-clienten, die soms tientallen jaren later op zoek gaan naar wat er nou eigenlijk thuis aan de hand was, waarom ze uit huis zijn geplaatst of waarom er een hulpverlener in huis kwam.

Vaak gaan mensen pas op latere leeftijd op zoek naar hun verleden. Veel gegevens blijken dan verdwenen. De Raad voor de Kinderbescherming vernietigt bijvoorbeeld de meeste dossiers zodra de client 24 jaar is geworden. Alleen bij adoptie of ontheffings- en ontzettingszaken geldt een onbeperkte bewaartermijn. Voor het Advies en Meldpunt Kindermishandeling geldt dat dossiers moeten worden vernietigd zodra het jongste kind in een gezin meerderjarig is geworden. Voor zorgaanbieders zoals pleegzorg en internaten geldt momenteel een bewaartermijn van vijftien jaar.

Reactie Ineke van der Zande

‘We zijn geschrokken van de resultaten van deze inventarisatie’, zegt Ineke van der Zande, voorzitter van Stichting Steunfonds Pro Juventute. ‘Veel ex-cliënten van de jeugdzorg zijn geconfronteerd met diverse overplaatsingen en hebben meestal met meerdere instanties te maken gehad. Hun achtergrondinformatie, als die nog te vinden is, is daardoor vaak fragmentarisch. Uit de inventarisatie blijkt dat de bewaartermijnen onoverzichtelijk zijn en de archivering gebrekkig is geweest. Ook de vele reorganisaties en fusies in de jeugdzorg hebben de vindbaarheid van informatie geen goed gedaan. De conclusie is gerechtvaardigd dat er onvoldoende oog is geweest voor het belang van mensen om hun eigen geschiedenis te kennen, zeker in gecompliceerde situaties als adoptie, pleegzorg en ondertoezichtstellingen.’

‘Nu de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg wordt overgedragen van provincies aan gemeenten, is het des te urgenter dit onderwerp zorgvuldig te bespreken en een duidelijke structuur voor beheer en archivering van dossiers te af te spreken’, zegt Van der Zande. ‘De minister van VWS is verantwoordelijk voor het stelsel en moet hierop toezien. De bewaartermijn zou wat ons betreft veel langer moeten worden dan de gemiddeld gangbare 15 jaar.’